‘Heb je een koksbuis bij je?’ Vraagt Ruben Cammeraat. ‘Eh,’ stamel ik, ‘nou nee, eigenlijk niet. Stom!’ Omdat ik een kijkje neem in de keuken van een food truck heb ik daar niet aan gedacht. ‘Geeft niet!’ Het is zondagavond 18.00 uur als Ruben de laatste schone buis achter zijn rollende keuken vandaan vist en hem me aangeeft. Ik had het kunnen weten. Ruben Cammeraat en Willem ten Teije van Willem & Cammeraat hebben geen gewone food truck – ze hebben een culinair mobiel restaurant.
Nadat ik mijn koksbuis heb dichtgeknoopt, geeft Ruben’s kameraad Willem me een handje, zodat ik met een grote sprong de anderhalve meter hoge keuken van ‘Le Grand Croissant’ in kan springen. Met haar halvemaanvormige tafels aan weerszijden lijkt deze food truck letterlijk op een grote Franse croissant. Van hoog naar lager – op barkrukken en gewone stoelen – zitten zo’n 30 mensen te eten, net als in een echt restaurant. Op het met het seizoen mee wisselende menu staan geen croissants, maar vijf bereidingen van artisjok.
‘Een daarvan is gegrilde baby artisjok gevuld met doperwten-muntmousse, cantharellen, krieltjes in gerookte boter en geserveerd met parmezaanschuim,’ vertelt Ruben trots, die zoveel mogelijk lokaal koopt. ´Onze artisjokken wilden we eigenlijk uit West-Nederland halen, maar daar waren ze helaas al uitgebloeid. Dus hebben we een uitzondering gemaakt en ze uit Frankrijk gehaald,’ legt hij uit. De verkorte versie van de andere gerechten: bulghur salade met artisjok, broodje met artisjokcrème en langzaam gegaarde Kamper lamsbout en tot slot gefrituurde artisjok met aïoli, amandel en pistache. De grote gekookte artisjok die mensen kunnen plukken en delen is – helaas voor de mensen in de rij – al op.
De food truck van Willem en Ruben is handig ingedeeld. In het voorste gedeelte neemt Ruben bestellingen op en beheert vriend Robert de frituur. In het achterste gedeelte maken Willem en ik de gevulde artisjok, de salade en het broodje met lam en artisjokcrème. Nieuwe bestellingen krijgen we op een post-it door het luik. Willem en ik antwoorden met ‘bon chef’ en hangen de briefjes op volgorde met een inventieve wasknijper aan rood-wit keukentouw. Bijna net als in een echt restaurant.
Willem – die geheel in stijl een rode baret op zijn hoofd heeft – legt uit hoe de gerechten gemaakt worden. ‘Over de artisjok gaat geen zout maar fleur de sel. En het parmezaanschuim maken we af met wat peper.’ Ben ik in het begin nog even onzeker – hoe ga ik al die culinaire gerechten en bijgerechten onthouden – sta ik niet veel later vrolijk artisjokken te grillen, te vullen met doperwtenmousse, cantharellen af te blussen met witte wijnazijn en toefjes parmezaanschuim uit een slagroomspuit te spuiten. Het ziet er prachtig uit.
Als ik er net lekker in zit, hoor ik Ruben zeggen: ‘We zijn out of brood.’ ‘Ja, en de bulgur salade is ook op,’ geeft Willem aan na een check in de koelkast. Een goed teken. En leuk ook, want naarmate de avond vordert, worden we creatiever met het menu. De cherrytomaatjes mengen we door de doperwtenmousse. En het lam wordt geserveerd zonder brood, maar mét extra artisjok. Om 23.00 uur, als het festival is afgelopen, neemt Willem de balans op.
Aangezien het de laatste avond van het festival is, mogen we de laatste overgebleven lam, artisjokken, cherrytomaatjes met doperwtenmousse en artisjokcrème opeten. ‘Het lijkt zo net een kapsalon,’ grijnst Willem, wijzend op de shared plates, waarin we gezellig gezamenlijk prikken – al luisterend naar André Hazes met ‘Ik heb hier een brief voor mijn moederrr’ dat schalt uit de food truck naast ons. Nadat we schoon schip hebben gemaakt, de afwas is gedaan met een tuinslang en alle stoeltjes zijn dichtgeklapt zeg ik au revoir tegen Ruben en Willem, die kameraden van mekaar, maar ondertussen ook een beetje van mij zijn geworden.