‘Kom, we gaan ontbijten! Etenstijd!’ Roept kokkin Semi. Het is maandagochtend, half elf. ‘Wij hebben een streven,’ lacht ze met een smakelijk Surinaams accent achter haar boterham met zalm en ei, terwijl ze naar haar zus Edith knikt. ‘Wij moeten afvallen.’ Edith schatert het uit. ‘Proberen hé,’ nuanceert ze haar zus. ‘Wij roepen al maanden… morgen!’ In Wanica is het een gezellige samenloop van familieleden. Ook zoon Clyde en schoondochter Srie zijn er. ‘Wij Surinamers hebben eigenlijk geen tijd met eten. Wij eten de hele dag door,’ verklapt Clyde, terwijl Edith me verzekert: ‘Als jij straks naar huis gaat, moet jij jesellef gaan wegen. Jij bent seker een kilo aangekomen!’
Van buiten ziet Wanica er uit als veel buitenlandse afhaal- en eetcafétjes in Amsterdam. Op een groot glazen raam dat uitkijkt op de Jan van Galenstraat staat in grote letters – Wanica – gedrukt. Van binnen moet het erg bijzonder zijn. ‘Twee Surinaamse dames hebben mij verteld dat je hier het beste Surinaams eet van heel Amsterdam,’ vertel ik Semi als we in de keuken staan. ‘Binnen Suriname heb je veel keukens,´ zegt ze bescheiden. ‘Door alle culturen die zich in de loop der jaren in Suriname hebben gevestigd is er veel variatie. Ik en Rams’s roti bijvoorbeeld, hiertegenover in de straat, zijn niet dezelfde. Roti enzo dat is echt Hindoestaans-Surinaams. Wij zijn Javaans-Surinaams. Hier moet je zijn voor de nasi, bami en soep.’
Op de menukaart staan exotische namen als saoto, bojo, herie herie en pleng pleng. Sommige gerechten zijn van oorsprong Javaans, zoals de saoto soep, die te vergelijken is met de Javaanse soto. Erin zit taugé, ei, rijst, vermicelli, aardappel en kip. ‘In Indonesië doen ze er nog sereh en koenjit in, Wij niet,’ zegt ze, terwijl ze in de ene pan tjauw min – dunne bami met een speciale saus – en in een andere pan kip kerrie maakt. Andere gerechten, zoals bojo, zijn echt Surinaams. ‘Maar op zijn Surinaams-Javaans stoven we het in bananenblad,’ vertelt de kokkin.
‘Ui en knoflook zijn de voornaamste ingrediënten in de Javaans-Surinaamse keuken. Surinamers van Surinaams creoolse afkomst gebruiken minder knoflook,’ legt Semi uit. Veel ingrediënten die ze gebruikt zijn nieuw voor me. In de herie herie bijvoorbeeld, een specialiteit van Creoolse Surinamers, zit gestoomde Chinese tayer, roze zoete aardappel met een witte binnenkant, rijpe banaan, cassave en kouseband. ‘Weet je niet hoe tayer smaakt?’ Clyde laat het me gelijk zien – een bruine knol – en maakt een bordje klaar. Waar hij ook gelijk maar de roze met witte zoete aardappel, bakkeljauw en zelfgemaakte sambal op legt. ‘En tjauwmin en bami? Ja, natuurlijk. Nou, proeven dan!’
Nadat Semi een half uur lang in een grote wok olie warm heeft laten worden, kijk ik twee uur lang toe hoe ze frituurt. Eerst de glasnoedels, voor in de saoto. Dan garnalenkroepoek en kroepoek in verschillende kleurtjes. Het is fascinerend om te zien hoe de kleine ronde schijfjes – ploep – in de olie ineens tien keer zo groot en dik worden. Dan frituurt ze Surinaamse pleng pleng – een soort langwerpige crackers, gemaakt van cassave – en Indonesische Emping. Gemaakt van pitjes, van melindjoenoten. ‘Proef maar.’ Het heeft een bittere smaak. Voordat ik naar huis ga, maakt Edith nog een bordje met kip kerrie, kouseband, aardappel en roti voor me klaar. ‘Eet je mee?’ vraag ik haar. ‘Ik ben op dieet,’ zegt ze. ‘Ja,’ lach ik. ‘Morgen zeker!’ Dan val ik aan op al dat heerlijke eten. Ik heb zo’n vaag vermoeden dat ik het streefgewicht van Edith wel bereikt heb.